Wat moet een kind leren? En wat is daarvoor de beste methode? Vragen waarover veel Nederlanders van mening verschillen. Nederland grossiert dan ook in onderwijsvormen en documentairemakers brachten deze (deels gesneuvelde) systemen veelvuldig in beeld. 2Doc.nl ging in gesprek met onderwijswetenschapper professor dr. Monique Volman over de ontwikkelingen in onderwijsland.

Naar school voor vaardigheden

‘Scholen kwamen op toen samenlevingen complexer werden,’ begint Monique Volman. Daarvoor kon men al doende leren van ouders of familieleden. En wanneer men specifieke kennis wilde, kon men in de leer gaan bij een baas.

Ze vervolgt: ‘Maar toen taal een steeds prominentere rol kreeg in de maatschappij en iedereen moest leren lezen, werden scholen belangrijker. De eerste scholen werden opgericht voor de rijken. Later werd er meer waarde aan gehecht dat ook arbeiderskinderen naar school gingen.’

Vaardigheden als lezen en rekenen waren het voornaamste doel van onderwijs. Tegenwoordig zijn daar enorm veel doelstellingen aan toegevoegd. Volman: ‘Het doel van onderwijs is niet heel eenduidig beschreven. Maar vaak wordt er gerefereerd aan dit rijtje: ‘kwalificatie’, ‘socialisatie’ en ‘persoonsvorming’.

Deze termen zijn afkomstig van onderwijsfilosoof Gert Biesta. Kwalificatie gaat erover dat je vaardigheden en kennis meekrijgt, zodat je mee kan doen in de samenleving. Socialisatie gaat over de waarden en normen van de samenleving. En persoonsvorming gaat erover dat je iemand wordt op je eigen manier, dat je kritisch leert nadenken.

In Nederland is afgesproken wat de kerndoelen van het basisonderwijs zijn en ook wat er behandeld moet worden voor de eindexamens. Maar daarnaast staat het scholen vrij om leerlingen te leren wat ze willen en dat te doen op een manier die zij passend vinden.’

Prof. dr. Monique Volman is hoogleraar Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam.

‘Het doel van onderwijs is niet heel eenduidig beschreven. Maar vaak wordt er gerefereerd aan dit rijtje: ‘kwalificatie’, ‘socialisatie’ en ‘persoonsvorming’

Prof. dr. Monique Volman

Hoe er lesgegeven wordt

Tegenwoordig zien klaslokalen er heel anders uit dan vroeger: geen strak geordende en opgeruimde klaslokalen meer, geen schoolbankjes keurig in een rij, leerlingen van dezelfde leeftijd met gekamd haar en gestreken kleding, samen in een lokaal; niet meer één docent die veel aan het woord is en klassikaal de lesstof doorneemt.

Maar, vertelt Volman, in de tijd daarvoor zagen klaslokalen er ook heel anders uit. Dat zie je goed op de schilderijen van Jan Steen, vertelt de onderwijswetenschapper. Op zijn schilderijen zie je grote ruimtes met kinderen van alle leeftijden door elkaar en een leraar die een poging doet om die kinderen iets bij te brengen.

Volman: ‘Het leerstofjaarklassensysteem, wat we allemaal kennen - waarbij kinderen van dezelfde leeftijd in één klaslokaal zitten en één leraar delen - wordt tegenwoordig vaak gezien als ouderwets. Maar het was ooit juist de ontdekking van de eeuw. Het is immers veel efficiënter om kinderen die ongeveer hetzelfde moeten leren, bij elkaar in de klas te zetten.’

Dat jaarklassensysteem krijgt inmiddels kritiek. De Britse auteur en onderwijsadviseur Ken Robinson vergeleek het ooit met industrialisatie en fabrieksarbeid. Hij vindt dat we kinderen nog steeds te veel standaardwerk laten doen dat gericht is op kennis stampen. Volgens hem past dat niet meer bij deze tijd. Bovendien stelt hij dat traditioneel onderwijs de creativiteit doodt. En Ken Robinson is niet de enige die er zo over denkt. Volman: ‘Er is veel kritiek geweest op het klassikale en strak gedisciplineerde onderwijs. En er werd altijd al gezocht naar alternatieven.’

Doorgeschoten trends?

Tegenwoordig lijkt vrijheid en individualisering steeds meer het ideaal op school. In klaslokalen zitten leerlingen van allerlei leeftijden geregeld bij elkaar, sommige scholen werken met verschuifbare wanden, waardoor klaslokaken flexibel worden. Soms hebben scholen zelfs helemaal geen klaslokalen meer. Ook is onderwijs steeds vaker gericht op het individu en diens leerbehoefte.

Op sommige scholen noemen ze de leerkrachten ‘coach’. Volgens Monique Volman zijn dit pogingen om iets te doen dat in essentie belangrijk is: onderwijs dat beter aansluit bij de belevingswereld van een kind. ‘Maar soms schiet het te ver door.’

Volman is kritisch: ‘Niemand kan iets leren waar die nog niet aan toe is. Kinderen leren het beste wanneer de lesstof aansluit op datgene wat ze al weten.

Soms moet je kinderen op weg helpen en op ideeën brengen. Als je gaat afwachten tot leerlingen zelf met een vraag komen, kun je soms lang wachten. En wanneer een docent zich afwachtend opstelt, worden onderlinge verschillen vergroot: leerlingen met zeer stimulerende ouders zullen van huis uit meer basiskennis hebben, beter weten wat er allemaal mogelijk is en daardoor nog meer leren.’

'Wanneer een docent zich afwachtend opstelt, worden onderlinge verschillen vergroot: leerlingen met zeer stimulerende ouders zullen van huis uit meer basiskennis hebben, beter weten wat er allemaal mogelijk is en daardoor nog meer leren.’

Prof. dr. Monique Volman

Vrijheid van onderwijs

‘In de wetenschap is men het niet altijd met elkaar eens over wat de beste vorm van onderwijs is. Er hebben altijd verschillende opvattingen bestaan’, vertelt Monique Volman.

Ze ziet het niet als iets slechts, dat er geen consensus bestaat over de beste lesmethode en -inhoud. ‘In Nederland kan er veel naast elkaar bestaan. Dat is mooi en bovendien is het uniek. Als je in Frankrijk of Engeland op een ochtend een willekeurige school binnenloopt, dan hebben ze daar precies dezelfde les als de kinderen in een willekeurige school aan de andere kant van het land.’

Dat we het in Nederland anders doen, is te wijten aan de schoolstrijd die hier gevoerd is. In de negentiende eeuw streden de katholieken en protestanten met elkaar. Zij hadden andere waarden, ook voor het onderwijs. Tegelijkertijd waren ze het over één ding eens: ze wilden niet dat de overheid zou bepalen wat voor mensen hun kinderen zouden worden.’

Monique Volman: ‘Op school leer je natuurlijk lezen en schrijven, maar ondertussen leer je ook hoe je je moet gedragen, hoe je een goede burger moet zijn. En hoe moet je je dan gedragen? Daarover verschillen de meningen in Nederland. Het antwoord op die vraag hangt af van zaken zoals iemands levensbeschouwing of -overtuiging’.

De religieuzen wonnen de schoolstrijd. Ze mochten zelf scholen oprichten die de overheid zou financieren. Naast openbaar onderwijs werd andersoortig onderwijs dus ook mogelijk: in het begin waren dat enkel scholen met een katholiek of protestants karakter.

Inmiddels is het scala aan bijzonder onderwijsvormen verder gegroeid. Er zijn bijvoorbeeld Islamitische scholen, Montessorionderwijs, democratisch onderwijs en de Vrijeschool.

Nog meer nieuwe onderwijsvormen?

‘Een paar jaar geleden is er een nieuwe wet aangenomen’, vertelt Volman. ‘Eerder kon men alleen op basis van levensbeschouwelijke visies een nieuw schoolsysteem oprichten. Daar was veel kritiek op. Al jaren werd gezegd dat het niet meer van deze tijd is; dat onderwijs ook ingericht zou moeten mogen worden op basis van pedagogische ideeën.’

Sinds mei 2020 is het daarom makkelijker om nieuwe schoolsoorten en onderwijsvormen op te richten.

Op de vraag of ze hoopvol is over deze ontwikkeling, antwoordt Volman voorzichtig: ‘Veel mensen waren hier enthousiast over, ik zelf ook. Maar tegelijkertijd zie je dat de kans nu veel groter is dat er elitaire scholen komen.

Want welke mensen gaan er een nieuwe school starten? Dat zijn vaak groepjes hoogopgeleide ouders met heel specifieke ideeën over wat goed is voor hun kinderen. Zeker in grote steden kan dit leiden tot nog meer segregatie.’

De toekomst van het onderwijs

Er is een enorm lerarentekort, dus echt rooskleurig ziet Monique Volman de toekomst van het onderwijs op dit moment niet. ‘Zeker in grote steden is dit al een enorm probleem. Kinderen zitten thuis als er geen leraar is. Allerlei taboes gaan overboord en er worden onbevoegde mensen voor de klas gezet.’

Tegelijkertijd ziet ze ook iets bijzonders gebeuren door het lerarentekort: ‘Steeds vaker worden er bijvoorbeeld kunstenaars, architecten of mensen die bij een bank werken voor de klas gezet. Ook worden er activiteiten voor leerlingen georganiseerd buiten de school.’ Ze legt het verder uit: ‘‘Kinderen ‘bezighouden’ kun je geen onderwijs noemen. Maar door kinderen eropuit te sturen of ze in aanraking te brengen met mensen die vanuit hun vakgebied vertellen, kunnen leerlingen heel veel leren en ervaren.’

Volman zou graag zien dat onderwijs levensechter en betekenisvoller wordt. Dat lesprogramma’s zo zijn opgezet dat kinderen kunnen ervaren dat ze dingen leren die ze nodig hebben in de echte wereld. Bijvoorbeeld: ze leren een brief te schrijven. Daarmee gaat kennis van taal en grammatica gepaard. ‘Als een leerling wil dat haar brief er goed uitziet, dan moet zij kennis krijgen over spelling en grammatica. En dan leert ze dus om een heel andere reden dan dat ze wil voorkomen dat ze een onvoldoende krijgt als ze dt-fouten maakt.’

Nieuwsbrief: 2Doc Weekly

Wil je niet langer wachten op de tv-uitzending om een documentaire te kijken? Meld je nu aan voor de 2Doc Weekly met curator Helmut Boeijen en kijk documentaires exclusief vooruit.

Kijk ook op 2Doc.nl: jeugddocumentaires