En jij zelf misschien ook wel.
Ja, gewoon voor alle gezondheid. Dan hangen ze d’r tas aan de deur, met de pinpas of met geld, en dan ga ik boodschappen doen en dan breng ik ’t gewoon weer thuis. En zo gaat dat dan.
Maar daar verdien jij verder niks mee, of wel?
Nee. Toen ik met ze boodschappen ging doen had ik wel symbolisch zoiets van kom, we gaan ergens een bak thee drinken, en dat betaalden ze dan. Dan gingen we gewoon hier bij de Rooi Pannen, want daar kost de koffie en de thee maar een eurootje, dus dat bleef het ook leuk voor de mensen. Maar om benzinegeld te vragen, dat doe ’k nie. Maar het is wel heel belangrijk om dat sociale contact te houden met de klanten. Want ik denk ja, als ik terugkom, dan wil ik ook die klanten behouden.
Maar waar leef jij dan nu van?
Eh, ik verkoop aardappels; ik sta nog één dag in de week op de markt, en ik verkoop aardappelen, groenten en fruit, en dan ben ik blij dat ik nog net m’n huur kan betalen. En loop ik een keer achter met m’n elektriciteit, dan bel ik gewoon op van: goh, kan het eind volgende maand? En tot nu toe lukt dat allemaal nog een beetje. Maar het wordt wel steeds zwaarder. Ik verkoop minder, met die coronatoestand. Want nu is het wel tot de mensen doorgedrongen, sinds anderhalve week. Maar ik heb nog steeds dat de klanten gewoon bellen om te buurten. Het is die eenzaamheid, weet je, ze willen toch met iemand praten. En het is misschien heel lullig dat ik het zo zeg, maar door corona komen ook wel weer de mensen bij elkaar. Ik merk nou ook echt dat ze jaren geleden kinderen gezien hadden, en dat ze nou toch in ene op facebook weer een link leggen van goh, m’n kleindochter heeft gereageerd, of d’r dochter, of d’r zoon… en dan denk ik: het brengt toch wel weer de mensen bij elkaar. Van hoe gaat het, en hoe gaat het dan bij jou, sommigen hadden al wel meer dan tien jaar niks meer van hun kinderen gehoord. En nou vragen ze toch wel van hoe is ‘t, en da’s toch mooi.
Je zit middenin het gebied waar corona het eerste was en het hardst heeft toegeslagen.
Ja, hier is het wel heel veel. Ik heb ook een paar klanten al af moeten geven.
Overleden?
Ja, in mijn klantenkring nou vier. Da’k ’t al zeker weet. Die zijn aan die ziekte overleden. Ja, heel heftig. Eén klant belde me op, die zei: ik ben helemaal verkouden. Ik zeg heb je ook koorts? Die vrouw was 73 of 74, maar ze zegt: ik ga de dokter maar niet bellen. Dus ik zeg: dan rij ik wel even naar de huisartsenpost en dan ga ik toch vragen wat je moet doen, want ik denk dat je toch wel iets moet doen. Want het wás al een longpatiënt. Ze is toch opgenomen, en ze is overleden vorige week. En dan ben je een week van tevoren nog boodschappen met ‘r wezen doen. Da’s wel klote dus. Ja. Maar ja, die dingen die gebeuren wel allemaal. Je bent wel heel dicht bij de klanten hè.
Maar je bent zelf niet ziek geworden nog?
Gelukkig nog nie. Afkloppen! Ik hou goed afstand van klanten, nu ga ik gewoon boodschappen voor ze doen, en bij sommige mensen zet ik het dan nog wel in huis, maar dan doen ze de deur open en dan gaan ze zelf naar binnen, en dan moet ik het in de kelder zetten, of in de koelkast, dat doe ik dan nog. Als het niet hoeft, dan doe ik het niet, maar als ik weet dat ze het echt zelf niet kunnen, als meestal de thuishulp het zou doen, dan doe ik het wel.
Je neemt wel een risico voor ze.
Ja, maar ja, dan denk ik: de thuiszorg moet dat ook soms gewoon doen. Maar bij twee klanten kwamen die niet meer, dus daar heb ik ook gewoon nog een beetje het huishoudelijk werk gedaan. En de steunkousen aangedaan. Want ik denk ja, dat moet ook gebeuren. Eén mevrouw heb ik nog gedoucht, want die had al vier dagen niet gedoucht, en ik denk van ja, nou komt het menselijke helemaal omhoog, dus ik zeg nou, tante, dan gaan we effe douchen. Mondkapje op, want het zijn niet van die professionele mondkapjes die ik heb, maar ik heb er wel nog een paar. Ja, dat zijn dan wel dingen die ik er dan wel bij doe. Zou ik bij m’n moeder ook gedaan hebben, dus… Het is gewoon een heel aparte wereld. Ik zit gewoon zo dichtbij de klanten.
Gevaarlijk dichtbij, zou ik bijna zeggen.
Ja, da’s wel heel apart. Het is allemaal zo gegroeid, en nou ben ik ook wel echt in Tilburg… heel veel mensen kenden mij ook al, en die socialiteit zit er toch wel in bij ons. En ook wel dat vertrouwen meteen met die klanten, en dat gaat best wel diep bij mij, en met die klanten. Met eigenlijk alle klanten.
Hoe veel zijn het er in totaal?
Ja… Eh… Da’s eigenlijk een moeilijke vraag. In elke staat waar ik rij heb ik tussen de twee en zes klanten. Die staan daar echt op te wachten. Tilburg zit ergens aan de top van de armoede, en de socialiteit, en ik denk dat mijn winkel daarom zo’n impact heeft gegeven op de mensen, zo van het vertrouwde, en op de pof kopen, en ze kunnen d’r verhaal kwijt, en… Kijk, ik rij niet door de straat van: nou, opschieten, we staan te wachten. Nee, de ene keer sta ik twintig minuten in een straat, en de andere keer komt er heel weinig en rij ik na vijf minuten weer door. Maar er is geen tijd aan gebonden bij mij. Soms ben ik om zeven uur klaar, maar ik heb ook wel eens gehad dat ik om negen uur klaar was.
Hoe vind je de film eigenlijk geworden? Was het wat je had verwacht?
Nee, helemaal niet! Het is een prachtige documentaire geworden. Ik had geen idee dat het zo zou worden. Ja weet je, die jongen die kwam bij mij die film maken voor school en ik zeg ja, dat doen we maar gewoon. Die jongen heeft bij mij geslapen, want dan hoefde die nie ’s morgens de eerste trein te pakken. Het is gewoon een kind aan huis geworden weet je wel, m’n zonen zijn net zo oud als hij. Die hebben nooit de kans gehad om door te leren, omdat wij een eh, een probleemgezin waren, zal ‘k het maar effe zo noemen, en ik had die capaciteiten niet, en ik zeg tegen m’n jongens: nou belt er iemand op en die kan voor z’n school die documentaire maken zodat-ie misschien kan slagen. Ja, die jongen komt gewoon bij mij die documentaire maken. Wat het is dat weet ik nie, maar ik hoop dat-ie slaagt. Snap je? Daar ging het mij om. Die jongen zit op school, en die moet gewoon verder. En dan is-ie ook geslaagd, dan belt-ie me op van: ik heb die film naar de IDFA gedaan, dus ik zeg nou, daar zal jouw baas wel blij mee zijn. Nee dat gaat niet via mijn baas, dat heb ik gedaan. Dus ik zeg nou, da’s toch leuk? Ik wist helemaal niet wat hij bedoelde! En dan kom je in Amsterdam, nou, d’r ging een wereld voor me open! Sta ik ineens op een podium van die bioscoop, nou, dan weet je toch niet wat je overkomt? En dan word je ook een beetje geleefd hè. Ik zeg tegen Max: ik lijk wel een filmster.
Ben je toch ook?
Maar dan ga je, doordat je ‘m vaker ziet, nou begon ik ook te snappen wat een documentaire is. Want ik kijk nooit geen films of wat ook, op televisie, en ik snapte d’r helemaal niks van, van wat betekent dat nou, za’k maar zeggen. Maar dan hoor je de reacties van de mensen, en dan begin je pas te beseffen: voor een kijker naar die film zit daar een verhaal in, van waarom of hoe of wat. En door Max, kun je dan zien, ja ik heb van alles meegemaakt, ik heb al zo veel keer op de rand van de put gehangen in m’n leven, en nou zie ik dus dat die documentaire daardoor ook zo mooi is, van ja… sommigen worden rijk geboren, zeg maar, en die hebben die wereld nooit gekend, dat armoedige. Maar dan ben je zelf arm en dan wil je nóg de armen helpen. Maar ja, dat gaat wel ten koste van eigenlijk alles. Maar die film, ik vind ‘m wel ontzettend mooi. Het is eigenlijk wel gewoon een heel levensverhaal. Dit is gewoon zoals het bij sommige mensen thuis gaat.
Maar je bent geen doorsnee mens.
Nee, nou, dat klinkt misschien heel raar wat ik nu zeg, maar Max zag ook wel dat ik vaak gewoon kapot was. En dan zei-tie van: hoe hou je het vol Ton? Ik zeg: hoe kan ik stoppen Max. Hoe kan ik stoppen? Ik zeg: ik moet toch, ik moet aan die mensen blijven denken, dat ze toch eten kunnen blijven kopen, op de pof. Want dat is zo belangrijk. D’r zijn zó veel armoedige mensen.
Maar die kun je toch niet allemaal helpen? Er is toch een grens aan?
Nee, maar je kunt wel zo veel mogelijk wél doen. En ik denk nu, nu door deze corona, heel eerlijk hè, nu zie ik dat er echt wel mensen zijn opgestaan, waar ik heel de tijd voor rond heb gereden, wat niemand nie snapte, maar nou doet heel de wereld het! Voor de buurvrouw een boodschap, vragen: lukt het allemaal nog? Moet ik effe wat meenemen? Ik zet het wel bij de deur neer. Dan denk ik: zo moet het toch gaan in de wereld?
Dus die documentaire past goed in de tijd.
Ja. Het is wel jammer dat het door die corona komt, maar nou doet heel de wereld het. Wie had dat een half jaar geleden durven denken? Zo hoort het eigenlijk altijd te gaan, dat je elkaar helpt.