De vermaarde documentairemaker Ulrich Seidl volgt in 'Safari' enkele Oostenrijkers op een jachtreis. Senioren, jongeren en een stel van middelbare leeftijd zwaaien met hun geweer, terwijl de eigenaren van een jachtfarm hun ongezouten mening geven over de jacht en de lokale bevolking. Hoe representatief is deze film voor de gemiddelde jachtreis? We spraken jachtreisorganisator Wim van Remortel van Best Hunting over zijn jachtreisorganisatie.

Het clientèle

Met een Vlaams accent vertelt Van Remortel mij wie er allemaal meegaan op zijn reizen: ‘’Ik organiseer zo’n 150 reizen per jaar. Zowel Nederlanders als Vlamingen met uiteenlopende achtergronden en beroepen gaan met mij mee.’’ Hij organiseert reizen op maat in Europa en Afrika. ‘’Een jachtreis naar Zuid-Afrika is niet per se duurder dan een wintersportreis, maar het kost natuurlijk wel wat. Mijn reizigers zijn gemiddeld tussen de 35 en 75 jaar. De minimumleeftijd is 12, maar dan moeten ze wel al wat ervaring hebben opgedaan in Nederland. De meeste reizigers gaan om het land te zien en hebben vaak al jarenlang de wens om een keer op wild te jagen in Afrika. Niemand lost dan zijn eerste schot hoor, ze hebben allemaal al ervaring opgedaan in Nederland.’’

Volgens ons moet er altijd een tweede reden zijn om te schieten. Waar de reiziger bij ons op jaagt, verschijnt ook op zijn bord.

Wim van Remortel

Een stukje wild op je bord

In Safari zien we dat er trofeeën gemaakt worden van de dieren. ‘’Dat doet eigenlijk iedereen. Jagers willen het aan de muur hangen en daar dan verhalen over vertellen. Mensen die bij mij op bezoek komen zijn voor negentig procent ook jagers, die worden altijd nieuwsgierig naar mijn trofeeën. Ik praat er graag over.’’ Van Remortel schiet niet alleen voor de trofee. ‘’Volgens ons moet er altijd een tweede reden zijn om te schieten. Waar de reiziger bij ons op jaagt, verschijnt ook op zijn bord.’’

Grenzen

Dat is geen reden voor zijn organisatie om niet op giraffes te jagen. ‘’Die zijn ook best smakelijk, hoor! We jagen alleen niet op The Big Five en op bedreigde diersoorten. Er zijn genoeg instanties die over onze schouders meekijken, wij gaan echt geen bedreigde diersoorten aanbieden.’’ Heeft Van Remortel wel eens een olifant of een giraffe geschoten? ‘’Nee, daar zie ik persoonlijk geen uitdaging in. Ze zijn zo groot dat er weinig sport in zit. Kleinere dieren die snel wegschieten vind ik veel spannender.’’

Daar doe je het voor

‘’Als ik jaag, zoek ik naar spanning. Ik zie dan een klein dier en leg mijn geweer aan. Ik houd mijn ogen op het dier gericht en haal de trekker over. Als ik het dier zie neervallen na een clean shot, weet ik weer: daar doe ik het voor. Het is niet mijn bedoeling om het dier te laten lijden. Een goede jager schiet ter plaatse recht door het hart, net als een slager. Als het dier alleen gewond raakt, moet je erachteraan om hem uit zijn lijden te verlossen. Enkele jaren geleden hadden wij een reiziger die helaas echt niet bij machte was om een dier neer te schieten. Hij bleef maar beven en dat zou ervoor kunnen zorgen dat hij keer op keer dieren zou verwonden. Mijn collega stopte de jacht toen voor hem.''

Onze relatie met die dieren is veel beter dan die van mevrouw Jansen en haar hond die driehoog in Amsterdam zitten.

Wim van Remortel

Band met de dieren

Terwijl Van Remortel er geen enkele moeite mee heeft om dieren naar de eeuwige jachtvelden te sturen, onderhoudt hij net als de jagers in Safari een intieme band met zijn eigen honden en fretten. ‘’Sterker nog: onze relatie met die dieren is veel beter dan die van mevrouw Jansen en haar hond die driehoog in Amsterdam zitten. Zij neemt die hond twee keer per dag mee voor een blokje door de buurt. Wij werken met onze beesten, ze zijn de hele dag buiten en we nemen ze overal mee naartoe.’’

Terwijl we praten, hoor ik op de achtergrond schoten gelost worden. Er vindt wat 'schadebestrijding in de wintergerst' plaats. Voor de leek betekent dat:  duiven schieten. Van Remortel vindt zijn werk geweldig en is niet bang voor kritiek. ‘’Ik krijg uiteraard wel eens boze berichten in mijn inbox, dat hoort erbij. Zolang er niet gescholden wordt, ga ik met de schrijvers in gesprek.’’