Wat ging er vooraf aan de komst van duizenden Molukkers naar Nederland in 1951? Waarom kwamen zij en wat waren de onderliggende aanleidingen voor de kapingen in de jaren '70?

Opkomst Indonesische nationalisten
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië bezet door Japan. Nederlanders en Indonesiërs van gemengde afkomst werden in zogenaamde Jappenkampen geïnterneerd. Gedurende deze Japanse bezetting ontstond er een sterke nationalistische beweging die zich tot doel had gesteld om de onafhankelijkheid van Indonesië na te streven. In 1942 hintte Koningin Wilhelmina er in een radiotoespraak op dat Nederland hier in de toekomst op geleidelijke schaal ook aan mee zou willen werken.

Maar nadat Duitsland en Japan capituleerden wilde de Nederlandse regering in eerste instantie haar gezag in Indonesië herstellen. Zij waren echter door de oorlog in eigen land sterk verzwakt waardoor zij militair grotendeels afhankelijk waren van de VS en Groot-Brittannië. Met name de VS had echter sterke anti-koloniale opvattingen en was dan ook niet bereid Nederland hierbij te hulp te schieten. De Indonesische nationalistische beweging onder leiding van Soekarno en Mohammed Hatta zag haar kans dan ook schoon om in opstand te komen. Zij riepen twee dagen na de Japanse capitulatie, op 17 augustus 1945, de onafhankelijkheid uit. Britse troepen kwamen Nederland aanvankelijk nog te hulp maar drongen er bij de Nederlandse regering sterk op aan dat zij met de leiders van de Indonesische Republiek om de tafel moesten gaan zitten om tot een vreedzame oplossing te komen.

Politionele acties
In eerste instantie kwamen Nederland en de Indonesische Republiek overeen dat de Republiek op Java en Sumatra zelfstandigheid zou krijgen binnen een federale unie met Nederland en de andere Indische gebieden. Na verloop van tijd was dit echter voor beide partijen geen bevredigende consensus meer. Nederland wilde haar gezag over Nederlands-Indië in zijn geheel herstellen en de Indonesische Republiek voelde dat een volledige onafhankelijkheid binnen handbereik lag. Inmiddels had Nederland haar leger weer op sterkte kunnen brengen en zij besloten in 1947 over te gaan tot de eerste politionele actie. Hierbij veroverden zij de economisch belangrijkste gebieden op Java en Sumatra om de inkomsten uit deze gebieden veilig te stellen. De Nederlandse militairen werden hierbij terzijde gestaan door het KNIL. Dit Koninklijke Nederlandse Indische Leger was een elitecorps van het leger waarin veel Zuid-Molukkers dienden. De Zuid-Molukkers hoopten namelijk dat zij in de federale unie met Nederland een onafhankelijkheid voor Ambon zouden kunnen bewerkstelligen en keerden zich tegen de Indonesische nationalisten.

Nederland werd door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties berispt om deze eerste politionele actie. Nederland kwam in haar strijd voor behoud van Nederlands-Indië dan ook in een internationaal isolement terecht. Na de tweede politionele actie in 1949 voerde de internationale gemeenschap en met name de Verenigde Staten de druk op Nederland op. Er werd gedreigd met sancties en opschorting van de Marshallhulp. De Nederlandse regering kon dan ook niet anders dan overstag gaan. Op de rondetafelconferentie in Den Haag werden de voorwaarden voor de Indonesische onafhankelijkheid onderhandeld en op 27 december 1949 vond in Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht plaats aan de Verenigde Staten van Indonesië. In dit verdrag was een federale structuur overeengekomen waarbij enkele deelstaten waaronder de Zuid-Molukken een bepaalde mate van zelfstandigheid zouden krijgen. De RMS (Republik Maluku Selatan) werd op 25 april 1950 op Ambon door Johanis Hermanus Manuhutu uitgeroepen.

Republik Maluku Selatan (RMS)
Al snel na de soevereiniteitsoverdracht begon Soekarno echter met het centraliseren van de macht. De deelstaten werden onder centraal bewind vanuit Djakarta geplaatst. Met name op de Molukken leidde dit tot hevig verzet. De Molukse KNIL-militairen kwamen hiermee in een benarde situatie terecht. Enerzijds werden zij al als landverraders en collaborateurs gezien doordat zij tijdens de onafhankelijkheidsoorlog de kant van de Nederlanders gekozen hadden. Nu de Molukkers tegen de Republik Indonesia in opstand kwamen was de situatie voor hen onhoudbaar geworden.

Nederland zat met deze situatie in haar maag en besloot de KNIL-militairen tijdelijk asiel te verlenen in Nederland. Zij werden geplaatst in kampen, waaronder het voormalige nazi-concentratiekamp Westerbork. De KNIL'ers en hun familieleden leefden hier vaak in slechte omstandigheden. Anders dan de eerste generatie Molukkers voor ogen had bleek er geen einde te komen aan de tijdelijke oplossing. De kinderen van deze eerste generatie Molukkers voelden de pijn en het onrecht dat in hun ogen hun ouders was aangedaan, en sommigen van hen radicaliseerden. In 1966 werd uit woede over de executie van een Molukse politicus in Indonesië brand gesticht in de Indonesische ambassade in Den Haag. In de jaren '70 volgden vervolgens de bezetting van de woning van de Indonesische ambassadeur, de treinkaping bij Wijster, de treinkaping bij De Punt, de gijzelingsactie van de basisschool in Bovensmilde en de gijzelingsactie van het provinciehuis van Assen.

Bekijk de documentaire 'Wij willen leven - 40 jaar na de Molukse kaping'