2Doc:

Angels on Diamond Street

EO

Een uitgeprocedeerd, Mexicaans gezin krijgt onderdak in Church of the Advocate, North Philadelphia. Dominee Renee McKenzie en haar team zijn vastberaden om de vrouw met haar kinderen te helpen. Op deze vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid staat twee jaar celstraf, maar voor McKenzie staat de veiligheid van het jonge gezin voorop.

De monumentale kerk op Diamond Street is een ankerpunt in een buurt die gekenmerkt wordt door armoede, drugs en geweld. In de gezellige gaarkeuken, The Advocate Café, is er altijd ruimte voor grappen en vrolijke verhalen. Veel bezoekers hebben het moeilijk en kunnen bij de medewerkers van de kerk rekenen op een luisterend oor. De dominee en haar team geloven dat een ieder mens, ongeacht ras, huidskleur of godsdienst, recht heeft op hulp.  

Als de Mexicaanse Carmela Hernandeze met haar vier kinderen voor hulp aanklopt, is er geen twijfel mogelijk. Ze maken meteen ruimte om het gezin onderdak te bieden. En daar blijft het niet bij. De gemeenschap strijdt zelfs met protest voor de veiligheid van de jonge vrouw en haar kinderen. Voor Barbara Easley-Cox, is de hulp aan mensen die het nodig hebben een kwestie van teruggeven. Of, zoals ze vastberaden stelt in deze bemoedigende film: 'Carmela’s verhaal is ons verhaal.'

Regie: Petr Lom

 

Vluchteling in huis

Drie verhalen van Nederlanders die hun huis maanden, soms zelfs jaren, openstelden voor ongedocumenteerde vluchtelingen.

In Nederland wonen naar schatting ruim 35 duizend ongedocumenteerden. Deze mensen wachten op een nieuwe asielprocedure of op uitzetting. Sommigen vrezen dat ze geen status zullen krijgen en zijn bang om teruggestuurd te worden naar hun thuisland. Daardoor verdwijnen ze van de radar. Ondanks het recht op bed, bad en brood, belanden velen op straat.

‘Als je zelf moeder bent, weet je dat je dit moet doen’

Interview met ervaringsdeskundige

Tekst: Loïs van Wijnen

Het is begin september 2019 als de jonge Sheila* dringend op zoek is naar onderdak in Nederland. Ze is vanuit Nigeria met mensensmokkelaars naar Italië gekomen. Als in Italië blijkt dat de mensensmokkelaars eigenlijk ronselaars zijn voor de prostitutie, ontsnapt ze. Met een andere vrouw vlucht ze naar Nederland, alwaar ze bevalt van haar dochter Whitney*. Joan twijfelt geen seconde en neemt hen op in haar gezin.

‘Op een zomerse zondagochtend zat ik in de Dominicuskerk in Amsterdam. Tijdens de mededelingen kwam er een oproep voorbij voor tijdelijke opvang van een jonge vrouw zonder papieren, Sheila. Ze was eigenlijk nog een meisje en ze was dringend op zoek naar een verblijfplaats. Als ze niet gauw iets zou vinden, kwam ze op straat terecht met haar tweejarige dochter.

‘‘Wie kan deze vrouw opvangen?’, klonk het. Voor ik het wist had ik mijn hand opgestoken. Geen twijfel mogelijk. Als je zelf moeder bent, dan weet je dat je dat moet doen. Met mijn man hoefde ik niet te overleggen. Diezelfde dag nog kreeg ik een telefoontje van de begeleider van Sheila: ‘Kan ze vanmiddag al komen?’

‘Onze eigen jongens, toen 8 en 10, hadden het helemaal naar hun zin met zo’n klein meisje als Whitney in huis. En moeder Sheila was gek op die jongens. Ze raakten snel aan elkaar gewend. Op de verjaardag van onze oudste zat Whitney parmantig op schoot bij de visite. Maar toen ik opzij keek, zag ik mijn jongste in een hoekje zitten met zijn koptelefoon op. Toen dacht ik: Ho, dit gaat niet helemaal goed, geloof ik. Zo’n meisje is natuurlijk hartstikke adorable, maar zijn plek moet niet door haar worden weggepoetst.

Tekst gaat door onder foto

Wim en Joan Boonstra met hun tijdelijke huisgenoot

Op de voorgrond de kinderen van Joan en Wim. Op de achtergrond Sheila en Whitney.

‘Zo waren er wel een aantal dingen waarin we aan elkaar moesten wennen. Sheila was echt nog een puber en had eigenlijk zelf een moeder nodig. Ze gaf soms weinig correctie aan haar dochter en werd in het begin zelfs een paar keer aan tafel gebeten door Whitney. Dan greep ik wel in. Ik vond het lastig om in te schatten waar ik me in kon mengen. Sheila had behoorlijk wat trauma’s en psychische problemen, maar dat liet ze niet merken. Zelfs hulpinstanties konden daar niet makkelijk achter komen, waardoor het lang duurde voor ze hulp kreeg.

'Als je eenmaal iemand opgevangen hebt, weten ze je te vinden'

Joan Boonstra

'Overdag ging Sheila veel naar het Wereldhuis in Amsterdam. Daar kon ze goed terecht met Whitney. Dat gaf wel een beetje structuur, maar als het aan Sheila lag, hing ze het liefst de hele dag op de bank. Soms was Whitney om elf uur nog wakker. Na een tijdje kon ik Sheila gelukkig overtuigen van een vast dagritme.

'Het grootste gedeelte van de tijd hadden we het heel gezellig samen. We hebben enorm gelachen samen toen Sheila sla leerde eten, of als we gesprekken voerden over afvallen. Onze kinderen gingen op elf september langs de deuren voor Sint-Maarten. Het regende pijpenstelen en we vroegen of Sheila  mee wilde gaan. Eigenlijk zag ze het niet zitten, maar ze deed het toch. Dat zijn de mooie momenten die je bijblijven.

‘Uiteindelijk kregen Sheila en Whitney een plekje in een woongroep. Maar bij ons bleef het niet lang stil, want als je eenmaal iemand opgevangen hebt, dan weten ze je te vinden. Bij de nieuwe aanvraag ging het om een man van 51, die in een parkeergarage sliep. Het was winter, koud en nat, en hij moest éven op adem komen. En toen brak de corona uit. Dan zeg je niet: ‘Nou, ga maar weer.’

Tekst gaat verder onder foto

De zoons van Joan en Wim aan de keukentafel met hun nieuwe gast.

‘Ineens zaten we allemaal hele dagen thuis. En terwijl de jongens hun boeken en laptops uitstalden op de keukentafel, schoof Tano ook aan. Als moslim was het niet altijd makkelijk voor hem om op de ‘vrije’ Nederlandse manier met mij te praten, maar met mijn jongens ging dat prima. Hij deed actief mee met de lessen van onze jongste en begon het Nederlands helemaal uit te schrijven. Soms vroeg hij aan ‘zijn leraar’, zoals hij onze jongste noemde: ‘Wat betekent dat woord?’

'Eigenlijk zijn we niet zo heel verschillend'

Joan Boonstra

‘In diezelfde tijd werden we coronabuddies met een vrienden van ons, een joods gezin met wie we veel optrokken. Op de shabbat zaten we met hen en met Tano hier in de woonkamer. Een christelijk gezin, een joods gezin en een moslim. Die multiculturele samenhang was zo bijzonder. En toen kreeg Tano tijdens Ramadan ook nog eens soep van moslims uit de buurt. Daar leerden we ontzettend veel van. Eigenlijk zijn we niet zo heel verschillend.

‘Af en toe denken wij natuurlijk ook weleens: waar zijn we aan begonnen? Dan blazen Wim en ik samen even stoom af. Soms zijn die cultuurverschillen hartstikke frustrerend. Maar als we erop terugkijken overheerst het mooie. Vooral die zorgzaamheid vanuit allerlei culturen. Ik hoop enorm dat mijn kinderen dat voor de rest van hun leven mee zullen nemen.’

*Gefingeerde namen. Echte namen bekend bij redactie.

Lees hieronder de verhalen van Joost, die benaderd werd via een chatcircuit voor homoseksuelen, en van Maarten en Saskia, die inmiddels al zes mensen opvingen.

'Ik merkte al snel dat hij niet uit was op een relatie'

Het is 2018 als Joost* (59) Khalid* tegenkomt op een chatcircuit voor homoseksuelen. Al snel ontdekt Joost dat Khalid niet op zoek is naar een relatie, maar naar onderdak. Hij blijkt gevlucht te zijn uit Duitsland, waar hij heen was gegaan vanuit Algerije om te trouwen. De Duitse autoriteiten verdachten hem van een schijnhuwelijk en lichtten hem midden in de nacht van zijn bed. Khalid wist te ontsnappen en belandde zonder papieren in Nederland. Als Joost ontdekt dat Khalid op straat zal belanden, stelt hij zijn huis voor hem open. Inmiddels woont Khalid al bijna twee jaar bij Joost.

‘Ik ben hier altijd heel open over. Ik kreeg contact met Khalid op een chatcircuit. Ik ben zelf homo en hij wekte daar de indruk dat hij dat ook zou zijn. Maar ik merkte al vrij snel dat er bij hem een blokkade was. Dat wilde ik niet forceren, dus ik hield een beetje afstand. Ik wilde geen misbruik maken van zijn kwetsbare positie. Na verloop van tijd vertelde hij mij dat hij weg moest bij het COA (Centraal Orgaan opvang voor Asielzoekers, red.) en weer onder een brug moest gaan slapen.

‘Ik bood hem een kamer aan in mijn huis. Ik beloofde hem ook meteen dat ik hem er nooit uit zou gooien. Het was voor mij heel belangrijk dat hij zich veilig voelde. Als er een situatie zou ontstaan waar ik niet mee zou kunnen leven, dan zou ik een nieuwe plek voor hem zoeken.

‘Het eerste jaar zat hij vierentwintig uur per dag thuis. Hij durfde de straat niet op. In Duitsland was hij midden in de nacht van zijn bed gelicht, waardoor hij behoorlijk getraumatiseerd was. Pas toen ik na lange tijd als vrijwilliger ging werken bij een opvangplek, ging hij een keer mee de deur uit. Daar kroop hij een beetje uit zijn schulp. Hij ontmoette ook een aantal jongens met wie hij nog altijd veel omgaat.

‘Van het ene op het andere moment was hij er bijna nooit meer. Hij sliep alleen nog thuis. Dat vond ik heel moeilijk. Ik werd ineens genegeerd.  Ik voelde me ontzettend aan de kant gezet en ik maakte me ook zorgen om hem. We kregen daar een enorm conflict over, waarna hij wegliep. Maar hij was al vrij snel terug, want hij had het hier natuurlijk heel goed. Toen zei ik: ‘We moeten nu wel een paar afspraken maken. Nette mensen leven hier niet op straat.’

‘Maar je kunt eigenlijk geen afspraken met hem maken. Als hij de deur uitgaat, dan zeg ik niks, maar ik weet gewoon dat hij naar mensen toegaat die ik niet vertrouw. Soms is hij ineens veel eerder terug dan ik had verwacht. Dan ben ik zo opgelucht. Die momenten van opluchting zijn eigenlijk de mooiste momenten die ik met hem heb. Ik weet ook wel dat hij veel om mij geeft. Als ik ziek ben, slaapt hij niet. 

‘Ik geef veel om hem. Je gaat je natuurlijk aan iemand hechten. Maar ik ben niet bang dat onze verhouding uit de hand zal lopen. Daar ben ik krachtig genoeg voor. Ik ben ook nooit echt verliefd op hem geweest, hoogstens een klein beetje aan het begin. Ik heb altijd gezegd: ‘Als je iets wilt, moet je daar zelf initiatief in nemen.’ Dat doet hij niet en dat is ook veel gezonder voor onze band. We hebben meer een soort vader-zoonrelatie.

‘Khalid gaat er nog altijd vanuit dat hij morgen weer weggaat. Ik zal hem een keer kwijtraken. Als hij er niet meer is, zou ik zo weer iemand in huis nemen. Niet dat ik ernaar ga zoeken, zo slecht heb ik het nou ook weer niet met mezelf. Soms zou het misschien zelfs makkelijker zijn om een hond of een kat te hebben. Daar krijg je ook wat meer voor terug. Maar als iemand mijn hulp nodig heeft, doe ik het graag.’

*Gefingeerde namen. Echte namen bekend bij redactie.

'Als je eenmaal begint te helpen, ontdek je vooral hoe weinig je doet'

Maarten* en Saskia* zijn eind twintig als ze via hun kerk in aanraking met de opvang van ongedocumenteerde vluchtelingen. Verschillende kerkgangers hebben er al ervaring mee en delen de urgentie van het werk. Ze benaderen zelf Stichting Stil uit Utrecht die hen verbindt aan verschillende ongedocumenteerden. Inmiddels hebben ze al een behoorlijke reeks aan verhalen gespaard. 

‘Onze eerste gast was een Sudanese man. Hij zou maar twee nachtjes blijven, dus dat was een rustig begin, dachten we. Maar middenin de nacht schrokken we wakker en realiseerden we ons dat hij helemaal niet was thuisgekomen. De volgende dag hoorden we dat hij in de tweede nacht werk had gevonden. Vanaf dat moment was regel nummer een geboren: Iedereen is om tien uur ’s avonds thuis en als het anders wordt, laat je het even weten.

‘Als tweede kregen we voor vier weken een zwangere Eritrese vrouw. Zij was qua emotionele ontwikkeling eigenlijk nog een puber. Ze lag de hele dag op de bank en speelde YouTube-filmpjes af met Eritrese muziek. We werden er knettergek van. We wilden haar aansporen om wat te gaan doen, maar we wisten nog niet goed of we dat ons wel met haar konden bemoeien. Ineens kon ik me de ergernis van mijn moeder voorstellen toen ik in de pubertijd was.

‘Niet veel later kregen we een Eritrese jongen over de vloer. Hij was in de twee maanden dat hij bij ons was eigenlijk altijd veel de hort op. Behalve als er Europees voetbal op televisie was of als we chips aten, dan was hij van de partij. Na hem kwamen er twee jongens uit Guinee.

‘Zij verbleven twee keer twee weken bij ons. Bij hen konden we er ook niet omheen dat ze bij ons waren. Ze leken het namelijk niet gewend te zijn om te douchen. Hun geur bleef zo in het huis hangen, dat we ze op den duur toch maar wat handdoeken in de hand drukten. Het duurde wel even voor we dat deden, want we wilden natuurlijk graag dat ze zich welkom voelden. Wanneer grijp je dan in? Wij besloten dat we dat zouden doen als het ons eigen leven begon te beïnvloeden.

‘En toen kwam Ayana*. Met haar bouwden we uiteindelijk de meest speciale band op. Ze kwam bij ons wonen met haar zoontje Joshua*. Maar ook met Ayana stuitten we op culturele verschillen. Ayana kwam uit Eritrea en daar was het de gewoonte om je kind tot zijn tweede levensjaar een beetje zijn gang te laten gaan. De opvoeding begon pas daarna.

‘Nou, dat hebben we geweten. Aan tafel schreeuwde Joshua soms zo hard dat het pijn deed aan onze oren. Gelukkig konden we wel gewoon aan Ayana vragen om in te grijpen. Uit onze adviezen pikte zij de dingen die ze goed vond. Soms zei ze ook dat ze het niet met ons eens was, maar dat was juist fijn. Daardoor konden we heel open communiceren.

‘Als Saskia en ik op het werk waren, appte Ayana ons: 'Wat willen jullie eten?' En ze maakte van alles, ook stamppot. We mochten van haar niet eens ons eigen huis schoonmaken. Even dachten we dat ze zo hard werkte omdat ze bang was dat ze haar onderdak zou verliezen. Ayana had namelijk met Joshua drie dagen op het station moeten slapen. Maar Ayana zei dat ze het juist fijn vond om iets voor ons te kunnen doen. Na een poosje konden we er wel aan wennen. Eigenlijk werd het zo juist gelijkwaardiger.

‘Met Ayana zijn we echt bevriend geraakt. Mijn vriendin misschien nog wel het meest, omdat zij vrouwen zijn en elkaar nog iets beter begrijpen. En Joshua is een ontzettende draak, maar ook een ongelofelijk lief kind. Na acht maanden zijn zij verhuisd naar het azc. We missen hen zeker, ze zijn als familie voor ons. In zoverre zelfs, dat we hen hebben uitgenodigd voor onze bruiloft.

‘Als je eenmaal begint met helpen, ontdek je eigenlijk vooral hoe weinig je doet. Het probleem is zo groot en er zijn zoveel mensen die hulp nodig hebben. Wij blijven dit doen zo lang het kan. Als ik een tip zou moeten geven aan mensen die dit ook willen doen, is het 'Kook op de eerste avond rijst met kip-kerrie.' Dat is altijd goed.’

*Namen gefingeerd. Echte namen bekend bij redactie.