Met zijn tengere gestalte, imposante Raspoetinbaard en fijn geciseleerde
gelaatstrekken oogt hij als een kruising tussen een laat-negentiende-eeuwse heremiet en een aristocraat die tijdens de Russische revolutie halsoverkop het imploderende tsarenrijk is ontvlucht. Paolo, verarmde edelman uit Piemonte, huist met zijn volwassen dochter Amalia op luttele vierkante meters in een appartementsgebouw aan de A90-ringweg van Rome.
Met zangerige dictie, contemplatieve pauzes en allerelegantst handgebarenballet verhaalt hij van gevlochten stoelen in de lijnvliegtuigen van de jaren dertig, van een Lawrence Durrell-anecdote over een plotsklaps tevoorschijn floepende slang, van een archaïsch parfum genaamd En Avion. Gelaten doch geamuseerd beziet hij zowel het rijpingsproces als de slijtageslag van zijn eigen leeftijd. En resumeert, na bedachtzaam aan een aubergine te hebben geroken, over de herfstjaren: ‘Luister, liefje, het is als ’n Château d’Yquem, een fabelachtige wijn die heel lichtjes naar schimmel neigt.’
Dixit Paolo, door zijn dochter vol affectie ‘Fiorellino’ (‘Bloempje’) genoemd. Na een raadselleven van omzwervingen is het tweetal, in een maatschappelijk gestaag neerwaartse spiraal, beland in de studio met uitzicht op een ogenschijnlijk verlaten villawijk aan de Grande Raccordo Anulare. Maar de geest van de oude man is allerminst verarmd, zijn opmerkingsgave verre van afgestompt. In hem flonkert de poëzie der alledagdingen. Wonderbaarlijke figuur in een verbazingwekkende documentaire.