Terwijl de jeugd zich, op toen nog vrijwel autovrije straten, leerde voetballen, legden voetballers en hun coaches de basis voor latere grote internationale successen. Trainingskampen kende men toen nog niet en de sponsor was de melkman om de hoek.
In het Olympisch Stadion werden er al wel voetbalwedstrijden gehouden. Daar stroomden supporters met gleufhoeden op naarbinnen om hun favoriete team en spelers aan te moedigen. Jong en oud zitten aan de radio gekluisterd om naar het rechtstreekse verslag van Han Hollander te luisteren. Faas Wilkes en Abe Lenstra groeien uit tot ware helden. En ook in deze tijd speelt de eeuwige strijd tussen het Nederlandse en het Duitse nationale voetbalelftal een grote rol.